Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch de ogen van Israel waren [19]zwaar van ouderdom; [20]hij kon niet zien; en hij deed hen naderen tot zich; [21]toen kuste hij hen, en [22]omhelsde hen. 19. Dat is, dik en donker, niet bekwaam om onderscheidenlijk te zien. 20. Dat is, hij kon niet wel zien; gelijk vs.8. 21. Zie boven, hfdst.27 vs.26. 22. Zie boven, hfdst.29 vs.13, en hfdst.33 vs.4.